Koolzaad
Vanwege het duurder worden van fossiele olie neemt de verbouw van koolzaad sinds een aantal jaren weer toe. Koolzaadolie kan namelijk in (aangepaste) dieselmotoren worden gebruikt. De vezels die na persing overblijven zijn gewild als krachtvoer voor het vee.
Een hectare winterkoolzaad brengt ongeveer 4500 kilo zaad op en zomerkoolzaad een derde minder. Het koolzaad bevat 40 tot 45% olie.
Het is onduidelijk of het cultuurgewas Koolzaad ook in de vrijen natuur van Nederland is ingeburgerd. Het kan ook zijn dat de planten telkens (maar soms jaren achtereen) opslaan uit gemorst zaad. Koolzaad wordt vaak verwisseld met raapzaad.
Let op: menigeen vindt koolzaadhoning heerlijk, maar de bijenvolken worden op het koolzaad prikkelbaar. Bij warm droog weer zijn bijen op koolzaad net zo prikkelbaar als op mosterd. Bij het werken in de volken zijn kap en handschoenen zeker aan te raden.
- Bloeiperiode : april - augustus
- Grootte: 50 - 140 centimeter
- Suikerproductie per bloem per dag: 0,79 milligram
- Bevlieging door honingbijen: (np)5
- Honing: geel van kleur, sterk aromatisch, kristalliseert spoedig en is daarom voor de overwintering der bijen ongeschikt, omdat hij oorzaak is van dorstnood.[1]
Bron: Imkerpedia
Beschrijving
De plant wordt 30-150 cm hoog en kan een vlezige penwortel vormen. De rechtopgaande, holle stengel is naar boven toe vertakt. Alle bladeren ook de onderste zijn blauwgroen en ten minste aan de onderzijde op de middennerf met borstelharen. De bovenste bladeren zijn stengelomvattende met een ondiep-hartvormige voet. De onderste, langronde tot lancetvormige bladeren hebben een tot 15 cm lange bladsteel en een 5-25 cm lange en 2-7 cm brede bladschijf. De bladschijf is vaak ongedeeld of heeft tot 6 veerdelige lobben. De eindlob is eirond en heeft een getande rand. De andere lobben hebben een getande of ongetande bladrand.
In het wild bloeit koolzaad van april tot augustus. De tweeslachtige, gele bloemen hebben vier kroon- en vier kelkbladen en staan met twintig tot veertig bloemen in een tros. De bloemen aan de tros bloeien van beneden naar boven. De omgekeerd-eironde kroonbladen zijn 10-16 mm lang en 6-9 mm breed. Ze hebben een 5-9 mm lange nagel. De 5-10 mm lange en 1,5-2,5 mm brede kelkbladen zijn schuin afstaand. De bloem heeft zes, 7-10 mm lange, viermachtige meeldraden. De twee korte meeldraden staan aan de voet naar buiten gekromd in de buitenste krans en de vier lange staan rechtop in de binnenste krans. De langwerpige helmknoppen zijn 1,5-2,5 mm lang. Aan de voet van de twee korte meeldraden zitten op de bloembodem een paar honingklieren. De stamper heeft een bovenstandig vruchtbeginsel. Hij kan zowel zichzelf bestuiven als door bijen of hommels bestoven worden.
De cilindrische tot iets vierkante hauw is 5-10 cm lang en 3,5-5 mm dik en heeft een 8-15 mm lange snavel. Bij raapzaad is de snavel 15-20 mm lang. De hauw bevat twaalf tot twintig donkerbruine tot zwartachtige, ronde zaden. De zaden zijn 1,5-2,5 mm groot en hebben een fijn netvormige zaadhuid.
Koolzaad is te onderscheiden van raapzaad (Brassica rapa subsp. oleifera) doordat de knoppen van de ongeopende bloemen hoger zitten dan de bloemen, terwijl bij het raapzaad de bloemen de knoppen bedekken. Het koolzaad bloeit ook iets later.
bron: Wikipedia